[deel 3]
Over het moderniseren van het beslagrecht is veel gezegd. Vandaag deel 3 in de blogreeks hierover. Het beslagrecht kan zich, al dan niet gelukkig, niet in de uitbundige aandacht van de wetgever verheugen. Vreemd is dat niet: het hoort tot op grote hoogte constant te zijn, in de luwte van de politiek.
Aanpassingen zijn er sinds 1838 uiteraard genoeg geweest. Iedereen kan zich uit zijn studietijd hopelijk nog de Lex Hartog herinneren die niet alleen over proces- maar ook over beslagrecht ging maar het was geen grote reshuffle.
In 1974 kwam de regeling over het beslag op aandelen op naam in Rv en in 1977 de nieuwe regeling voor de dwangsom waarbij de oude artikelen 611a en b werden uitgebreid bij de eenvormige Beneluxwet.
De invoering van het NBW en in het voetspoor Rv was een enorme omwenteling en verbetering. Vooral de schakelbepalingen, de nieuwe regeling van het derdenbeslag en de aanpassingen van het conservatoir beslag waren een enorme vooruitgang. Er is duidelijk een Grote Geest bezig geweest als je overdenkt dat het zo soepel is verlopen en er niet snel reparatiewetgeving nodig was. Het debat in het Parlement stond op een zeer hoog niveau en de kamerstukken zijn altijd een grote bron van kennis geweest voor iedereen die op zoek is naar uitleg. Dat was ook wel nodig want de befaamde mr F. Janssen legde in die tijd zijn pen neer en het heeft jaren geduurd voordat Kluwer een aanzet maakte met een nieuw commentaar. Dat heeft in de afgelopen 27 jaar nooit meer het niveau gehaald dat het tot 1992 had.
Uit de tijd
Wat de wetgever in 1992 niet deed was het beslag roerende zaken inhoudelijk hervormen. Het werd niet als noodzakelijk gezien. Er waren wel technische aanpassingen zoals in art. 440-444, 447 (verdwijnen van het vee) en ook de regeling voor de verkoop werd iets aangepast, maar het ging eigenlijk om klein bier. Het beslagverbod zoals de wetgever dat nu wil gaan aanpassen stamt uit 1828 en was eigenlijk helemaal toegesneden op die tijd. De burger had eigenlijk niets meer dan wat in die verbodsbepalingen stond. Niet veel mensen beseffen in deze tijd hoe arm de burger toen was: straatarm. Men was vaak niet veel meer dan een lijfeigene die geen enkele bescherming had: arbeidsrecht was er immers niet.
De prijs voor bescherming schuldenaar
In 2011 heeft de KBvG het initiatief genomen een pre advies te schrijven over herziening van het beslagverbod roerende zaken, in november 2012 is het aangeboden aan Justitie. De KBvG bood 4 varianten aan die allen een forse uitbreiding van het beslagverbod bepleitten, maar wel met de nodige randvoorwaarden. De KBvG koos voor een vergaande verruiming maar wel met strenge condities in die zin dat de schuldenaar enkel bescherming krijgt als hij meewerkt aan schuldsanering. Het is dus de wortel en stok benadering. Zoals de Amerikanen zeggen: There ain’t no such thing as a fee lunch (tanstaafl).
De balans gevonden?
Het preadvies werd beleefd in ontvangst genomen en daarna werd het stil tot 2015 toen een voorontwerp in consultatie ging. Justitie had grote delen van het preadvies overgenomen en er was dus grote reden tot tevredenheid. Daarna werd het weer stil. Pas in 2018 kwam er actie, maar wel de verkeerde: een echt politieke focus waarbij de balans tussen schuldeiser en schuldenaar vergaand wordt verstoord. In de vorige delen van het blog over dit onderwerp (lees deel 1 en deel 2)is daarop uitvoerig ingegaan. Vooral aandacht verdient het drukverbod waar het voorontwerp en het wetsontwerp zelf op focussen.
In juni 2019 is het ontwerp naar de kamer gegaan: het was meteen duidelijk dat de aandrang vanuit de praktijk voor een evenwichtige benadering geen gehoor had gevonden alhoewel de Minister stelt dat de balans nu juist hersteld wordt. Een nogal vreemde benadering als je beziet dat beslaglegging met uitzondering van een uitkering/loon of vastgoed praktisch onmogelijk wordt. Ik zal hierna in vogelvlucht een paar aanpassingen bespreken.
Artikel 431A Rv
Artikel 431A Rv dat een verdere uitwerking van 6:142 BW is wordt aangepast in die zin dat niet altijd meer betekening van de overgang van bevoegdheid (let op: het hoeft geen overgang of overdracht te zijn!) nodig is. Een fusie of overgang bij wet vallen buiten de reikwijdte van de bepaling maar in andere gevallen blijft de bepaling in stand zoals nadrukkelijk in de MvT wordt gesteld. De wetgever schrapt wel de kosten die bij de aanzegging horen: een begrijpelijke benadering want waarom moet de schuldenaar betalen voor de aanzegging van een cessie die de schuldeiser initieert.
Artikel 435 lid 1 Rv
Een op het oog belangrijke aanpassing staat in art. 435 lid 1 Rv waar de woorden ‘tegelijker tijd’ verdwijnen. Hiermee wordt het belang van proportionaliteit benadrukt, maar dat is een open deur want er is een stortvloed aan jurisprudentie over misbruik van executierecht.
Artikel 438 lid 1 Rv
Een sympathieke aanpassing is het nieuwe art. 438 lid 1 Rv dat buiten twijfel stelt dat de kantonrechter ook executierechter is. Dat is vreemd genoeg door heel wat kantonrechters in de loop der tijd in twijfel getrokken, met alle kosten van dien. Helaas is bepaling voor de korte gedingen niet exclusief (lid 2)waardoor te vrezen valt dat de meeste korte gedingen toch naar de civiele kamer gaan gezien het daar toe te wijzen hogere salaris.
De door de KBvG bepleite regeling voor kleine vorderingen (vooral fiscaal en bestuursrechtelijk) is helaas niet overgenomen. Net als de mogelijkheid om voor kleine bedragen aan dwangsom bij de kantonrechter te procederen, behalve natuurlijk als het bodemvonnis ook van de kantonrechter afkomstig is. Ten aanzien van de bestuursrechtelijke en fiscale zaken bekruipt je het gevoel dat de wetgever bij deze zaken nu net niet op een laagdrempelige voorziening zit te wachten.
Dubbelslag is mogelijk
Een echte nieuwigheid is het administratief beslag op auto’s, aanhangers etc .
Er is een dubbelslag mogelijk: het kan fysiek via het normale kanaal van 440-443 Rv waarna blokkade volgt of geheel administratief waarbij de schuldenaar verplicht wordt het voertuig ter beschikking te stellen.
Een dringend verzoek vanuit de KBvG om in 440 Rv exploot door proces-verbaal te vervangen en duidelijkheid te geven over het beslagmoment is genegeerd: het is enkel te hopen dat de Kamer dit toch nog oppakt. Het administratieve beslag zal ongetwijfeld een keer de HR gaan halen want een opmerking over schending van de territorialiteitsbepaling (auto in het buitenland...) wordt heel gemakkelijk weggeschoven. De tijd zal het leren.
Wordt vervolgd.