Beslagrecht moderniseren?
Het moment van beslagleggen is, vreemd genoeg voor zoiets belangrijks, onduidelijk en de wetgever is daar volledig debet aan door gebreken die kleven aan de invoering van het beslagrecht in 1992. Ligt het beslag pas als er een handtekening onder het exploot staat of zelfs pas als het is exploot is gelaten/betekend? Je zou verwachten dat de HR zich hier al lang geleden over heeft uitgelaten omdat klachten op grond van art. 198 Sr toch veelvuldig voorkomen. Nee, die zoektocht levert niets op. Alleen al hierom is het des te vreemder dat de wetgever – die uitdrukkelijk op het probleem is gewezen – zwijgt.
Tot 1992 maakte een zogenaamd herhaald bevel (enkel in de executoriale fase uiteraard) deel uit van de beslagakte. Die eis leidde tot gekke kronkels, omdat je aan iemand (ook al was er niemand) voorafgaand aan het beslag bevel moest doen. Deurwaarders deden dat bevel bij aanwezigheid van een HOvJ dan aan die ambtenaar. Wat uiteraard nergens op sloeg. In 1992 heeft de wetgever dat herhaalde bevel afgeschaft, maar geen duidelijkheid gegeven wat nu eigenlijk de verhouding is tussen 440 (een exploot) en 443 Rv (een proces-verbaal). De auteurs van de handboeken (geen deurwaarders) komen tot vreemde benaderingen die een gevolg zijn van het gebruik van het woord exploot. De modernisering is een uitgelezen kans om deze onduidelijkheid weg te nemen. Helaas wordt van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Bij de modernisering van het beslagrecht ontstaat de mogelijkheid om het beslag op voertuigen in bij de RDW te registreren. Het ontwerp zwijgt wel over de praktijk van het registreren: wordt het 24/7 uploaden? Belangrijk is wel dat er openbaarheid is: een koper die het kenteken wil overschrijven zal op een blokkade stuiten. Hierbij zullen zich wel discussies gaan voordoen, want het RDW is geen register in de zin van art. 3:10 BW. Een koper kan na levering eigenaar van een auto zijn geworden (bezitsverschaffing!) en dan op de blokkade stuiten. Ik voorzie hier wel problemen want in hoeverre mag van een koper inzage vooraf (is die gratis?) worden verwacht.
Een aspect van het beslagleggen – gebruik van de moderne techniek – wordt wel verduidelijkt maar helaas weer onvoldoende. In verschillende publicaties heeft onder meer deurwaarder S. Nocco uit leiden het gebruik van een drone gepropageerd. De wetgever geeft in de MvT (pag 20) aan dat gebruik mogelijk is mits het object kan worden waargenomen. Die eis is logisch gezien de tekst van art. 156 lid 2 Rv (gedane waarneming) maar daarmee ben je er niet. Moet de deurwaarder zelf die drone besturen of mag hij dat aan een ander overlaten? Moet het realtime gebeuren of mag hij verwijzen naar een waarneming eerder op de dag (zeer onwaarschijnlijk overigens) en wordt hiermee niet mogelijk gemaakt dat drones door het hele land gaan kruisen op zoek naar beslagobjecten?
Proportionaliteit
Aan artikel 441 Rv wordt een derde lid toegevoegd met een proportionaliteitseis: geen beslag (of bedoelt men uitwinning?) als kosten niet tegen de baten opwegen. Een vreemde plek als je de leden 1 en 2 beziet. Wat je mag concluderen is dat de toevoeging eigenlijk volstrekt overbodig is, want ze is de codificatie van een lange rij uitspraken over uitwinning die strijdig zijn met 3:13 BW. In de praktijk zal het enkel tot discussies gaan leiden, want op het moment van beslag is vaak nog helemaal niet duidelijk wat de opbrengst zal zijn. Er is geen duidelijkheid (de schuldenaar kan zelden goede informatie geven op basis van vragen ex art. 457 Rv). Eén van de weinig zinnige vragen die in het verslag zijn opgenomen richt zich gelukkig op dit probleem. Hoe moet de gerechtsdeurwaarder vaststellen wat de uitkomst van de executie zal zijn? Opmerkelijk is ook dat de wetgever – duidelijk gestuurd door de fiscus – een uitzondering maakt voor motorvoertuigen waarvan de houderschapsbelasting niet wordt betaald of voortdurend overtredingen worden begaan. Daar is executie wel mogelijk ook zijn de kosten bij voorbaat hoger dan de opbrengst.
Gelukkig is in het verslag wel de vraag hoe de gerechtsdeurwaarder die afweging om wel of niet beslag te leggen moet maken. Voor de advocatuur is het ook relevant omdat er in art. 702 lid 1 ook uitdrukkelijk naar wordt verwezen.
Binnentreden
Eén van de belangrijke bevoegdheden van de gerechtsdeurwaarder is het zonodig met sterke arm betreden van de woning van de schuldenaar. Het binnentreden is wettelijk enkel geregeld voor het beslag zelf, maar vreemd genoeg niet voor de fase van uitwinning. Men zoekt tevergeefs naar een verwijzing in 463 Rv. De wetgever acteert hier wel goed en breidt de toepasselijkheid van 444 Rv uit tot de hele executie.
Bijna volledige beperking van de beslagmogelijkheden tegen natuurlijk persoon
De wetgever vaardigt een bijna algeheel beslagverbod uit. Dat kleding en hoogstpersoonlijke zaken worden uitgezonderd is logisch want de huidige bepaling ten aanzien van kleding is wel bijzonder waarmee zij gedekt zijn.
De inboedel gaat natuurlijk veel verder vooral als er geen onderscheid wordt gemaakt tussen een goedwillende pechvogel en een keihard fraudeur zoals de KBvG wel heeft bepleit.
Maakt huidig beslagrecht een uitzondering voor de ambts- en werkman? het nieuwe recht geeft veel meer bescherming voor voertuigen met de motivering dat de schuldenaar wel moet kunnen verdienen. Dat is uiteraard een waarheid als een koe, maar als hij vervolgens nog steeds niet betaalt? Wellicht biedt de slotzin van art. 441 lid 3 nieuw (niet onevenredig zwaar treffen) dan soelaas maar de schuldenaar kan zo wel een heel mooie verdedigingslinie opwerpen.
Een uitweg lijkt de wetgever te bieden met de leden 2 en 3 van nieuw 447 Rv. Beslag op en uitwinning van bovenmatige zaken wordt mogelijk. Hoe pas je die in de praktijk dan toe? Als je een bovenmatig object beslaat (het kan zelfs kleding zijn, de MvT rept van een bontjas) moet je wel de schuldenaar de gelegenheid geven het te vervangen door iets anders. Dit is meteen het einde van die uitweg want in de MvT geeft de Minister aan dat de gerechtsdeurwaarder de schuldenaar die geen geld heeft (en dat heeft hij uiteraard ook nooit...) zonodig een deel van de opbrengst moet geven.
De hamvraag is natuurlijk wat bovenmatig is? Sinds de invoering van de Wsnp in 1998 is dat een vraag waar men enkel in concrete gevallen een voorbeeld van geeft. Richtlijnen ontbreken helemaal.
Het beslagverbod voor gezelschapsdieren is begrijpelijk: het zou niet de eerste keer zijn dat een dergelijk beslag enkel wordt ingezet om betrokkene te treffen. De wetgever beperkt het wel tot inwonende dieren zoals honden en katten. De waakhond die altijd buiten in een hok zit lijkt er buiten te vallen.
Beslag bij een derde
De codificatie van het arrest Oelen/te Pas (dat beslag roerende zaken ten laste van een schuldenaar bij een derde met politiedwang verbiedt) uit 1951 heeft sinds de invoering van het huidige Rv in 1992 voor problemen gezorgd, vooral gezien de formulering van art. 461d Rv met zijn terugwerkende kracht. In de praktijk heeft deze bepaling tot forse ongelukken geleid als men bij beslag onder de schuldenaar bij een derde het formulier niet standaard mee betekende.
Op aangeven van de KBvG is de angel uit de bepaling gehaald door de vervaltermijn van 3 dagen te koppelen aan een concreet bezwaar en niet aan de beslagdatum.
Wordt vervolgd...