De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG), dringt al een tiental jaar aan op modernisering van achterhaalde wetgeving. Zoals het beslagverbod voor roerende zaken en de verkoopprocedure, een modernisering van de regeling voor verkoop van aandelen op naam en een werkbare regeling voor beslagobjecten uit de digitale omgeving. Voor dat laatste is wel een bepaling (474bb), maar die schiet te kort.
[deel 1]
Bijna niemand staat er echt bij stil, maar het beslagrecht zoals we dat nu kennen stamt uit 1981. Toen werd bij de kamer ontwerp 16593 ingediend als onderdeel van de invoeringswetgeving van het BW. Het heeft er tot 1986 over gedaan om het staatsblad te halen.
De wetgever heeft, zoals met het hele BW, erg goed werk geleverd. Echte knelpunten bleven uit. De parlementaire behandeling leverde een (hand)boek op dat menig boekenkast opluistert, iets dat je tegenwoordig zelden meer kunt verwachten bij kamerstukken.
Preadviezen KBvG
De (KBvG) heeft in de periode van 2011 tot 2018 4 preadviezen uitgebracht. Het eerste is intussen ingevoerd en bevatte een nieuwe regeling voor openbare betekeningen (54 Rv). Het tweede (uit 2012) legde 4 mogelijkheden voor herziening van het beslagverbod voor aan Justitie inclusief bijbehorende wetsontwerpen. In het advies gaf de KBvG ook duidelijk aan wat haar voorkeur had: een ontwerp waarbij de wortel en stok benadering werd toegepast. De debiteur die oprecht wilde meewerken aan schuldsanering krijgt uitgebreide bescherming. Het derde pre advies is intussen in een wet omgezet (zie hierna). Het 4e preadvies van de KBvG uit mei 2018 bouwt voort op de intussen herziene maar nog niet ingevoerde regeling voor de beslagvrije voet (afgekort bvv) en geeft aan hoe de beslagvrije voet ook voor bankrekeningen kan gaan werken. Het maakte gebruik van het 3e preadvies uit 2014 voor een herziene beslagvrije voet regeling.
De regeling voor herziening van het beslagverbod op roerende zaken is in 2015 in consultatie gegaan waarna een oorverdovende stilte intrad, ondanks herhaald aandringen vanuit de KBvG.
Voorontwerp modernisering laat te wensen over
In juni 2018 ging het voorontwerp voor modernisering van het beslagrecht in consultatie, de KBvG was op zijn zachtst gezegd teleurgesteld met het voorontwerp en liet dat ook duidelijk merken: ‘Enigszins verwonderd om maar niet te zeggen teleurgesteld was de KBvG dan ook, toen zij van de beperkte omvang en strekking van dit wetsvoorstel kennis mocht nemen. Van een grondige stelselherziening, zoals die in de ogen van de KBvG broodnodig is, is geen sprake. Het voorstel wekt daarentegen de indruk van een haastig samenraapsel aan losse regelgeving waarmee, naast een aantal meer technische onderwerpen, op een onvoldoende afgewogen wijze uitvoering wordt gegeven aan de schuldenparagraaf van het regeerakkoord.’
Er was nogal wat mis met het voorliggende ontwerp. Allereerst wordt de regeling voor misbruik van executiebevoegdheid op een onwerkbare manier aangepast.
Het kernartikel 435 Rv (dat een uitwerking is van 3:276 BW) wordt aangevuld met de bepaling: ‘Beslaglegging is niet toegestaan indien redelijkerwijs voorzienbaar is dat de opbrengst die gerealiseerd kan worden bij het verhaal op die goederen niet meer bedraagt dan de kosten van de beslaglegging en de eventueel daaruit voortvloeiende executie.’ En passant doet de MvT de suggestie een tuchtzaak te beginnen tegen een gerechtsdeurwaarder die in strijd met deze vage bepaling handelt.
Een ieder die enige moeite doet, kan een dikke stapel papier produceren over het misbruikartikel 3:13 BW dat in de loop der tijd met het standaardarrest Ritzen/Hoekstra de hoeksteen is geworden van uitspraken in executiegeschillen.
Het ontwerp wil druk uitbannen, maar dit is de oplossing heel zeker niet.
De KBvG en Nederlandse orde van advocaten (NOvA) hebben fel van zich afgebeten in hun reacties.
Het beslagverbod op roerende zaken wordt ongeclausuleerd uitgebreid tot feitelijk alle roerende zaken in de woning met uitzondering van geld en juwelen. De minister gaat, zoals wel vaker, shoppen in de genuanceerde regeling zoals de KBvG die voorstelde en creëert hiermee een regeling die niet in balans is.
Met het onzinargument dat het te lastig is een duidelijk onderscheid te maken tussen niet kunnen en niet willen betalen wordt gerechtvaardigd dat er feitelijk een categorie onvatbaren komt. Je krijgt door het nieuwe systeem een categorie debiteuren die volstrekt straffeloos schulden kan maken en die niet aan te tasten zijn.
(wordt vervolgd)